Samenvatting
Hart- en vaatziekten komen, net als in veel andere landen, in Nederland veel voor en vormen een heel belangrijke oorzaak van ziektelast. Men schat dat er in 2017 in Nederland ongeveer 1,7 miljoen mensen waren met een hart- en/of vaatziekte. Deze groep betekent – letterlijk en figuurlijk – een bron van veel zorg. Gelukkig is het steeds beter mogelijk het risico op een hart- en vaatziekte voor een individueel persoon te schatten. Daardoor kunnen in het algemeen in een vroeg stadium maatregelen worden voorgesteld (die zeer verschillend van aard kunnen zijn) om dit risico te verlagen en mogelijk reeds opgetreden schade te behandelen.
Onlangs is de geheel herziene richtlijn Cardiovasculair risicomanagement verschenen met inbreng van een groot aantal organisaties van verschillende zorgverleners. Het initiatief ging uit van het Nederlands Huisartsen Genootschap, de Nederlandse Internisten Vereniging en de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie en er werd samengewerkt met de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, de Nederlandse Vereniging voor Hart- en Vaat Verpleegkundigen, de Hart&Vaatgroep en de Hartstichting. De richtlijn Cardiovasculair risicomanagement werd gevolgd door de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement (CVRM), die inhoudelijk identiek is aan de eerdergenoemde richtlijn. Bij de NGH-Standaard is als hulpmiddel een Praktische handleiding verschenen, waarin dieper wordt ingegaan op geneesmiddelkeus, doseringen, laboratoriumbepalingen van nierfunctie en elektrolyten en het beleid als de waarden hiervan afwijkingen vertonen. De bedoeling van de min of meer gelijktijdige verschijning van deze richtlijn/standaard is ervoor te zorgen dat het cardiovasculaire risicomanagement in de eerste en de tweede lijn zoveel mogelijk op dezelfde wijze plaatsvindt.
Deze herziene richtlijn en de NHG-Standaard CVRM vormen de grondslag voor deze eLearning Cardiovasculair risicomanagement. Ten opzichte van de vorige versie uit 2012 zijn belangrijke wijzigingen aangebracht.
- Zo is de SCORE-(Systematic Coronary Risk Estimation) tabel veranderd. Niet langer wordt alleen het risico op ziekte plus sterfte vermeld maar ook het risico op sterfte alleen. Het risico op ziekte plus sterfte wordt nog wel genoemd, maar met het voorbehoud dat de schattingen minder betrouwbaar zijn dan die van de mortaliteit. Het sterfterisico bepaalt in welke risicocategorie een patiënt wordt ingedeeld: zeer hoog, hoog, matig of laag risico.
- De streefwaarde voor het ‘low density lipoprotein’-cholesterol (LDL-C) voor patiënten jonger dan 70 jaar met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is verlaagd naar < 1,8 mmol/l (> 70 jaar: < 2,5 mmol/l) en die voor patiënten jonger dan 70 jaar met een matig cardiovasculair sterfterisico is verhoogd naar < 3,0 mmol/l. Voor kwetsbare ouderen (voor de definitie zie later) ouder dan 70 jaar zonder hart- en vaatziekten wordt medicamenteuze verlaging van LDL-C niet aanbevolen.
- Voor verlaging van de bloeddruk met antihypertensiva is er geen voorkeur meer voor een bepaalde groep geneesmiddelen. De keuze van een bepaald middel wordt bepaald door de kenmerken en voorkeuren van de patiënt, de mogelijke bijwerkingen en de kosten. Ook zijn de behandelcriteria van verhoogde bloeddruk enigszins aangepast.
Van belang is ook dat het cardiovasculair risicomanagement nu allereerst wordt gezien als een verantwoordelijkheid van de eerstelijnsgezondheidszorg, waarbij tussen de eerste lijn en de tweede lijn goede afspraken moeten worden gemaakt betreffende de taken en verantwoordelijkheden. Verandering van leefstijl en behandeling van cardiovasculaire risicofactoren moeten in beginsel levenslang worden volgehouden. Een en ander vergt aandacht van een team van zorgverleners, waarvan de apotheker deel uitmaakt, uiteraard vooral in verband met de medicatie (keuze, dosering, interacties, therapietrouw, verandering van medicatie, polyfarmacie).
Uit grote klinische onderzoeken bij soms grote aantallen patiënten en uit meta-analyses is duidelijk de waarde gebleken van de behandeling van de verschillende risicofactoren die bijdragen aan het totale risico op hart- en vaatziekten. Daarnaast wordt steeds duidelijker dat onze leefstijl grote invloed heeft op het risico op hart- en vaatziekten en dat ook daaraan veel aandacht bij de (secundaire) preventie moet worden besteed.
Wanneer het over hart- en vaatziekten gaat, worden voornamelijk de volgende zes aandoeningen bedoeld:
- coronaire hartziekten;
- beroerte (herseninfarct en hersenbloeding);
- hartfalen;
- hartritmestoornissen;
- hartstilstand;
- aandoeningen van het endocard (hartklepafwijkingen).
Cardiovasculair risicomanagement is de zorg voor mensen met hart- en vaatziekten; dat wil zeggen, het opsporen en behandelen van (risicofactoren voor) hart- en vaatziekten.
Behalve de leeftijd zijn er andere factoren die de kans op het ontstaan van hart- en vaatziekten verhogen zoals roken, verhoogde serumcholesterolconcentraties, hypertensie, overgewicht en obesitas, diabetes mellitus en reumatoïde artritis en andere comorbiditeit.
Niet alleen de huisarts, apotheker en cardioloog of internist/vasculair geneeskundige maar ook de doktersassistent, de praktijkondersteuner en diëtist zijn bij cardiovasculair risicomanagement betrokken.
Elke apotheker heeft in zijn of haar dagelijks werk veel te maken met de behandeling van deze hart- en vaatziekten (dus met cardiovasculair risicomanagement), waarbij niet alleen niet-farmacotherapeutische maatregelen van groot belang zijn maar zeker ook het goed en betrouwbaar gebruiken van een hele reeks geneesmiddelen.
In deze nascholing wordt in onderdeel A1 een overzicht gegeven van de epidemiologie van hart- en vaatziekten, in onderdeel A2 gevolgd door een bespreking van de diagnostiek naar en de oorzaken van hart- en vaatziekten. Daarna komen in blok B de verschillende kanten van cardiovasculair risicomanagement uitgebreid aan de orde met nadruk op de wijzigingen in de onlangs verschenen herziene richtlijn Cardiovasculair risicomanagement. Deze is bedoeld voor de eerste én de tweede lijn en leidt tot een veel meer op het individu toegesneden behandeling dan voorheen. Vanzelfsprekend is daarbij veel aandacht voor de farmacotherapeutische kanten van het cardiovasculair risicomanagement.
Accreditatie
Dit programma voor openbaar apothekers is door de KNMP onder ID 371163 geaccrediteerd voor 4 uur. Deze accreditatie geldt tot
01-09-2020.
Over de auteur
Ad Sitsen studeerde farmacie en geneeskunde te Utrecht. Hij behaalde het apothekersdiploma in 1972 en het artsdiploma in 1980 en vervolgens verrichtte hij gedurende enkele jaren dierexperimenteel farmacologisch onderzoek op cardiovasculair terrein aan het Rudolf Magnus Instituut te Utrecht. Hij was enige jaren werkzaam als arts-assistent interne geneeskunde in het Academisch Ziekenhuis Utrecht. Vanaf 1985 tot begin 2004 was hij werkzaam bij NV Organon en verantwoordelijk voor de klinische ontwikkeling van nieuwe psychotrope stoffen. Van 1989 tot 2006 was hij tevens deeltijd-hoogleraar klinische farmacologie aan de Faculteit Geneeskunde van de Universiteit Utrecht. Hij is lid van een aantal Nederlandse en internationale wetenschappelijke verenigingen. Hij was lid van de Gezondheidsraad alsmede van de redactie van het Pharmaceutisch Weekblad en publiceerde artikelen, rapporten en boeken op het gebied van klinische farmacologie en farmacotherapie. Thans is hij adviseur van enkele farmaceutische bedrijven (Prosensa, Medir, Dynacorts) en betrokken bij nascholingscursussen voor apothekers.
Inhoud
BLOK A Epidemiologie en oorzaken van hart- en vaatziekten
A1 Epidemiologie van hart- en vaatziekten
A2 Oorzaken van hart- en vaatziekten
BLOK B Diagnostiek en behandeling
B1 Screening in de praktijk
B2 Leefstijladviezen
B3 Farmacotherapie van cardiovasculaire risicofactoren
Actie en verantwoording
Nadere bespreking van vragen en casuïstiek
Literatuur
Opdrachtblad ‘Invoering in de apotheek’
Farmaceutische patiëntenzorg (FPZ)
Afsluitende toets
Doelstellingen van dit nascholingsprogramma
Na afloop van dit nascholingsprogramma:
- bent u op de hoogte van recente epidemiologische gegevens betreffende hart- en vaatziekten;
- weet u welke diagnostiek mogelijk is naar hart- en vaatziekten;
- kent u de oorzaken van hart- en vaatziekten;
- weet u wat er ten opzichte van de richtlijn van 2012 veranderd is in cardiovasculair risicomanagement;
- kunt u een individuele risicoschatting maken en adviezen geven betreffende leefstijl en behandeling.