Samenvatting
Euthanasie is het op uitdrukkelijk verzoek van een ander diens leven beëindigen. Nederland is een van de weinige landen waar euthanasie en hulp bij zelfdoding onder strikte voorwaarden zijn toegestaan. Dit is geregeld in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding die op 1 april 2002 in werking is getreden. Er wordt doorgaans geen onderscheid gemaakt tussen euthanasie of hulp bij zelfdoding. Toch zijn er wel enkele verschillen te noemen.
Bij euthanasie dient de arts de dodelijke middelen aan de patiënt toe. Bij hulp bij zelfdoding verstrekt de arts de dodelijke middelen en neemt de patiënt de middelen zelf in. Ook in de wet wordt geen onderscheid gemaakt tussen euthanasie en hulp bij zelfdoding; er moet aan dezelfde zorgvuldigheidseisen worden voldaan. In het strafrecht is er wel een verschil in de strafmaat. Euthanasie die niet aan de zorgvuldigheidseisen voldoet kan leiden tot een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaar (Wetboek van Strafrecht, art. 293), terwijl de straf voor hulp bij zelfdoding (WvS, art. 294) hooguit drie jaar is. Het is dus in ieders belang dat het gehele proces dat samenhangt met euthanasie en hulp bij zelfdoding uiterst zorgvuldig wordt voorbereid en uitgevoerd.
De arts is eindverantwoordelijke voor een medisch zorgvuldige uitvoering van de euthanasie of hulp bij zelfdoding, inclusief de keuze en dosering van de gebruikte middelen. Alleen de arts mag de euthanatica toedienen of de patiënt behulpzaam zijn bij inname. De apotheker controleert of het farmaceutisch technisch handelen rond de levensbeëindiging op verantwoorde wijze en met de juiste middelen in de juiste dosering plaatsvindt.
In 2012 is de meest recente richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding verschenen. Deze richtlijn beschrijft een in de praktijk goed toepasbare, effectieve en veilige uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding. Dat wil niet zeggen, dat andere middelen, doseringen en/of methoden daarom niet in een zorgvuldige uitvoering kunnen resulteren. Dit geldt overigens niet voor een aantal in de richtlijn genoemde ‘niet te gebruiken’ middelen, doseringen en methoden. Omstandigheden in individuele situaties kunnen het immers wenselijk en/of noodzakelijk maken af te wijken van de richtlijn. Zoals te doen gebruikelijk vereist handelen in afwijking van de richtlijn wel argumentatie en documentatie. De richtlijn doet geen uitspraken over het besluitvormingsproces voorafgaand aan de uitvoering of over andere manieren om het lijden van patiënten te verminderen.
Bij het opstellen van de richtlijn is gebruikgemaakt van de KNMP Standaard Euthanatica 2007, de door de KNMP ontvangen evaluatieformulieren (1998-medio 2010) en van door de KNMP onder SCEN-artsen geïnventariseerde problemen en suggesties (2008). Verder is het commentaar verwerkt van de geraadpleegde instanties en wetenschappelijke verenigingen tijdens een ‘invitational conference’ en zijn de reacties van de toekomstige gebruikers van deze richtlijn (artsen en apothekers) meegenomen in het eindresultaat. Er is in nationale en internationale literatuur gezocht naar publicaties over relevant wetenschappelijk onderzoek. Deze zijn niet aangetroffen. De richtlijn is daarmee expert- en experience-based.
Accreditatie
Voor deze nascholing is voor openbaar apothekers voor 4 nascholingsuren accreditatie toegekend (ID 173227).
Inhoud
Blok A Uitvoering, afspraken en werking
A1 Uitvoering van euthanasie en hulp bij zelfdoding
A2 Afspraken vooraf maken
A3 Werking, dosering en materialen
Blok B Verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid
B1 Verantwoordelijkheid en rol apothekers
B2 Zorgvuldigheid
Actie en verantwoording
Nadere bespreking van vragen en casuïstiek
Literatuur
Opdrachtblad ‘Invoering in de apotheek’
Farmaceutische patiëntenzorg (FPZ)
Auteur
Drs. Annemieke Horikx, apotheker, is werkzaam bij het Geneesmiddel Informatie Centrum KNMP. Zij is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding. Sinds 1998 is zij verantwoordelijk voor de analyse van de geretourneerde vragenformulieren van artsen en apothekers ten behoeve van de evaluatie van de richtlijn.
Belangenconflicten: geen.
Doelstellingen van dit nascholingsprogramma
Na afloop van dit nascholingsprogramma:
- bent u op de hoogte van de richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding;
- weet u aan welke zorgvuldigheidseisen de arts moet voldoen;
- weet u wat u moet hebben afgesproken met de artsen in uw regio.