Samenvatting
Hartritmestoornissen kunnen variëren van onschuldig tot levensbedreigend. Ze hoeven geen klachten te geven, maar kunnen gepaard gaan met ernstige verschijnselen, zoals een circulatiestilstand van het bloed. Bij hartkloppingen heeft de patiënt het gevoel dat het hart niet in zijn gebruikelijke ritme slaat, of een abnormaal, kloppend gevoel veroorzaakt. Het tempo van de hartslag kan hierbij te snel of te langzaam zijn, het hart kan onregelmatig kloppen, of juist sterk bonzen. De klachten kunnen voortdurend aanwezig zijn, maar ze kunnen ook aanvalsgewijs (paroxismaal) optreden. Niet altijd wordt er dan ook een ritmestoornis geconstateerd bij patiënten met deze klachten. Ook zijn er patiënten die geen klachten van palpitaties ervaren, maar wel een ritmestoornis hebben. Deze ritmestoornis uit zich dan op een andere wijze (kortademigheid, pijn op de borst, duizeligheid, wegrakingen) of wordt bij toeval geconstateerd. De klachten en de risico’s van een ritmestoornis bepalen of en hoe deze behandeld moet worden.
Anti-aritmica zijn medicijnen die de veranderingen die optreden in het hartspierweefsel (ook wel myocard genoemd) en die hartritmestoornissen veroorzaken, kunnen tegengaan. In principe kunnen de meeste soorten hartritmestoornissen met dergelijke medicijnen worden onderdrukt. De laatste jaren is echter gebleken, op basis van ervaring en wetenschappelijke onderzoeken, dat het behandelen met anti-aritmica slechts in bepaalde gevallen echt nuttig is en dat in andere situaties het gebruik van deze medicijnen weinig zinvol of zelfs gevaarlijk kan zijn. Bovendien kan het gepaard gaan met vervelende bijwerkingen. Het behandelen van hartritmestoornissen met anti-aritmica gebeurt dan ook zeer selectief en de (neven)effecten moeten nauwlettend in de gaten gehouden worden. Het is daarom wenselijk dat deze middelen alleen worden voorgeschreven door artsen die ervaring hebben met het gebruik ervan; over het algemeen zijn dat de cardiologen.
Het eerste deel van deze nascholing is soms redelijk technisch en kan daarom pittig zijn. Het is echter belangrijk dat je als apothekersassistent de werking van het hart (zie bijvoorbeeld figuur 1 op pagina 6) en de verschillende hartritmestoornissen (zie bijvoorbeeld tabel 2 op pagina 17) begrijpt, daardoor is de werking van anti-aritmica soms beter te snappen. Laat je niet afschrikken: de afsluitende toets gaat niet extreem diep op de (patho)fysiologie van hartritmestoornissen in. We vinden het belangrijker dat je de algemene feiten op een rij hebt en weet wat welke medicatie doet. Misschien nog meer dan anders is het handig om de begrippenlijst bij de hand te houden. Deze kun je vinden onder Downloads in je besloten nascholingsdossier op de website van AccreDidact. Hier vind je ook het facultatieve opdrachtblad, waarmee je de nascholing nog eens kunt nabespreken en overleggen met collega-assistenten en apotheker(s).
Accreditatie
Deze nascholing is geaccrediteerd onder ID 113395/12.418 en levert voor zowel KAOF als KAA 3 punten voor herregistratie op.
Inhoud
BLOK A (Patho)fysiologie, anamnese, onderzoek diverse hartritmestoornissen
A1 Hoe werkt het hart?
A2 Anamnese en onderzoek
A3 Diverse hartritmestoornissen
BLOK B Behandeling van hartritmestoornissen, bijwerkingen en contra-indicaties anti-aritmica
B1 Casuïstiek (vervolg)
B2 (Niet-)medicamenteuze behandeling van hartritmestoornissen
B3 Bijwerkingen en contra-indicaties van anti-aritmica
Actie en verantwoording
Literatuur
Nadere bespreking van casuïstiek en vragen
Auteur
Dr. R.J. (Rutger) Hassink is als cardioloog verbonden aan de Afdeling Cardiologie in het UMC Utrecht. Hij houdt zich voornamelijk bezig met de behandeling van patiënten met hartritmestoornissen. Die behandeling bestaat o.a. uit katheterablaties en icd- en pacemakerimplantaties. Verder is hij betrokken bij diverse wetenschappelijke studies, met name onderzoek naar de onderliggende mechanismen van verschillende soorten hartritmestoornissen en de medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling van deze aandoeningen.
Doelstellingen van dit nascholingsprogramma
Algemeen leerdoel: na afronding van dit nascholingsprogramma ken je globaal de werking van het hart, de belangrijkste soorten hartritmestoornissen, weet je wanneer welke medicatie wordt voorgeschreven en kun je de farmacotherapie doelgericht toelichten bij uitgifte aan de balie.
Dit leerdoel bereik je na het afronden van dit programma, doordat je:
- ongeveer weet welke vragen in de anamnese gesteld moeten worden en eventueel welklichamelijk en aanvullend onderzoek nodig is om vast te stellen of iemand aan een hartritmestoornis lijdt;
- beter op de hoogte bent van de verschillende soorten hartritmestoornissen;
- globaal inzicht hebt in de behandeling van hartritmestoornissen met anti-aritmica;
- de belangrijkste bijwerkingen en contra-indicaties van anti-aritmica kent.