Samenvatting
De schatting is dat één op de twintig Nederlanders van 65 jaar en ouder lijdt aan hartfalen. Boven de 85 jaar stijgt dit tot één op de tien. Het aantal bekende gevallen van hartfalen zal de komende twintig jaar nog meer stijgen. Dat wordt op de eerste plaats veroorzaakt door de dubbele vergrijzing: er komen meer ouderen en die ouderen leven gemiddeld langer. Op de tweede plaats verbeteren de mogelijkheden op het gebied van diagnostiek en behandeling bij hartziekten sterk. Zo sterven er veel minder mensen aan een hartinfarct, maar de kans dat zij bij het ouder worden hartfalen ontwikkelen is wel groter.
Huisartsen zijn in verschillende stadia betrokken bij patiënten met hartfalen. Bij (vroeg)diagnostiek en het instellen van de eerste behandeling, bij het controlebeleid in de stabiele fase, bij verergering van symptomen en bij een eventueel terminale fase van het hartfalen. De huisarts draagt zorg voor deze patiënten samen met de cardioloog en de verpleegkundig specialist hartfalen. In de eerste lijn zijn ook de apotheker, de diëtiste en de fysiotherapeut bij hartfalen betrokken. Hartfalen is een ziekte waarbij samenwerking erg belangrijk is. Er hoort een goede afstemming te zijn tussen de eerste lijn en het ziekenhuis, waar de zorg geconcentreerd is in hartfalenpoli’s. Ook de patiënt en zijn omgeving vervullen een belangrijke rol in deze samenwerking. Door ontwikkelingen op het gebied van ICT en telezorg kan de patiënt steeds vaker zelf mede de regie voeren over zijn ziekte.
De ontwikkelingen in de diagnostiek van hartfalen, en in de medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandelingen gaan erg snel. Nog niet zo lang geleden wisten we nog niet van bloedtesten zoals het BNP (B-type-natriuretisch peptide; BNP-serumconcentratie is maatgevend voor de ernst van hartfalen), de implantatie van de ICD (interne cardioverter-defibrillator; elektronisch implantaat voor voortdurende bewaking van de elektrische hartactiviteit en voor automatische defibrillatie) en de MRI (magnetic resonance imaging) van het hart. Samenwerken betekent voor de huisarts dat deze op de hoogte moet zijn van deze nieuwe ontwikkelingen.
Bij hartfalen is ook een belangrijke rol weggelegd voor de praktijkassistent en de POH. Tijdens controles bij patiënten met stabiel chronisch hartfalen is er voor beiden een aantal taken te vervullen. De POH kan in de huisartsenpraktijk eenzelfde soort rol vervullen als de verpleegkundig specialist hartfalen in het ziekenhuis. Voor de doktersassistent is basiskennis over het ziektebeeld hartfalen van groot belang voor haar triagefunctie (medische screening van patiënten om de prioriteit van hun behandeling te bepalen) aan de telefoon en aan de balie.
Accreditatie
Dit nascholingsprogramma is voor 3 punten geaccrediteerd onder ID181762 voor doktersassistenten bij CADP van de NVDA.
Inhoud
Blok A Acuut hartfalen
A1 Epidemiologie en anatomie
A2 Oorzaken hartfalen
A3 Anamnese en onderzoek
A4 Controles
Blok B Chronisch hartfalen
B1 Wat is chronisch hartfalen?
B2 Hartfalenpoli en zelfmanagement
B3 Bijzondere behandelingsmogelijkheden
Actie en verantwoording
Literatuur
Antwoorden bij casuïstiek en vragen
Auteur
Wil van den Bosch was 36 jaar huisarts, de laatste 30 jaar in Lent. Tevens is hij hoogleraar huisartsgeneeskunde aan het Radboudumc in Nijmegen. Hij is verder lid van de Gezondheidsraad en hoofdredacteur van Bijblijven, een nascholingstijdschrift voor huisartsen. Hart- en vaatziekten hebben altijd zijn bijzondere interesse gehad. Zo was hij meer dan 30 jaar lid van een werkgroep van huisartsen die zelf ECG’s beoordeelden. Belangenconflicten: geen.
Doelstellingen van dit nascholingsprogramma
Algemeen leerdoel: na afronding van dit nascholingsprogramma heb je meer kennis over en inzicht in het ziektebeeld hartfalen. Daardoor ben je beter in staat de praktische vragen van patiënten te beantwoorden, wanneer ze bellen voor een advies of in de praktijk komen.
Dit leerdoel bereik je na het afronden van dit nascholingsprogramma, doordat je:
• kennis hebt van de achtergronden van hartfalen, de diagnostiek en de behandeling;
• beter bent toegerust om klachten van patiënten met hartfalen in de acute fase aan de telefoon in te schatten;
• kennis hebt van de mogelijkheden die er in de huisartsenpraktijk zijn op het gebied van de begeleiding van chronisch hartfalen;
• enige kennis hebt over bijzondere behandelingen van hartfalen in het ziekenhuis.