WinkelmandjeBekijk/wijzig inhoud ×
  • Er zitten geen programma's in het winkelmandje.

Menu

Door de vooruitgang van kennis en techniek kunnen we tegenwoordig steeds meer ziekten behandelen en genezen. Deze vooruitgang heeft echter ook een nadeel: toename in het gebruik van geneesmiddelen door de patiënt. Hierdoor ontstaat een risico op polyfarmacie. We spreken van polyfarmacie als een patiënt langdurig vijf of meer geneesmiddelen gebruikt. In dat geval is er een grotere kans op problemen zoals bijwerkingen, ongunstige wisselwerking tussen geneesmiddelen en slechtere therapietrouw.

De meest voorkomende aandoeningen waarvoor deze geneesmiddelen worden gegeven, zijn angina pectoris, hypertensie, hypercholesterolemie, diabetes mellitus, maagklachten en slaapstoornissen. Het grootste deel van de medicatie betreft dus bloedverdunners (60%), bètablokkers (47%), angiotensine-converterend enzym (ACE)-remmers (31%), cholesterolverlagende middelen (44%) en bloedglucoseverlagende middelen (19%). Ook het gebruik van maagzuurremmers, laxeermiddelen en slaapmedicatie komt bij deze patiënten vaak voor.

Gezien het grote aantal nadelen van polyfarmacie is het van belang dat alle zorgverleners die medicatie voorschrijven op de hoogte zijn van dit probleem en bijdragen aan het terugdringen ervan.

In deze nascholing leer je wat polyfarmacie is, hoe vaak het voorkomt, wat de meest voorkomende problemen van polyfarmacie zijn en wat je daaraan kunt doen.

Doelstellingen van dit nascholingsprogramma

Algemeen leerdoel: na afronding van dit nascholingsprogramma ben je op de hoogte van de gevaren van polyfarmacie en kun je deze signaleren en aanpakken. Dit leerdoel bereik je na het afronden van dit programma doordat je:

  • hebt stilgestaan bij jouw ervaring met patiënten met polyfarmacie tot nu toe, zodat je kunt zien hoe je hier nu mee omgaat;
  • weet hoe vaak polyfarmacie voorkomt;
  • de meest voorkomende problemen van polyfarmacie kent;
  • weet wat het effect is van polyfarmacie op therapietrouw en op risico’s rond medicatieoverdrachtsmomenten;
  • weet welke geneesmiddelen en welke situaties vooral risicovol zijn;
  • weet wanneer het verstandig is een medicatiebeoordeling uit te voeren;
  • weet welke stappen in een medicatiebeoordeling doorlopen worden en door wie;
  • de START- en STOP-criteria kent.

Over de auteurs

Helle-Brit Fiebrich-Westra werkt bij Isala als internist-oncoloog en klinisch farmacoloog. In dit kader houdt zij zich bezig met medicatieveiligheid in het ziekenhuis. Ook is zij betrokken bij onderwijs aan studenten en artsen over medicatieveiligheid, interacties en goed geneesmiddelengebruik.

Elise Smolders is ziekenhuisapotheker en klinisch farmacoloog en werkt ook bij Isala. In haar werk is zij dagelijks bezig met medicatieveiligheid en medicatiebewaking in het ziekenhuis.

  • KABIZ

    KABIZ
  • NVDA

    NVDA

Inloggen