Samenvatting
De schildklier speelt een belangrijke rol in het menselijk lichaam door het produceren van schildklierhormoon. Schildklierhormoon is belangrijk voor de groei en voor vele stofwisselingsprocessen. Een zieke schildklier kan dan ook veel verschillende symptomen en klachten veroorzaken die aanleiding geven tot een aanzienlijke ziektelast. In vroeger tijden konden schildklierziekten endemisch (= aan bepaalde gebieden gebonden) voorkomen. Een goed functionerende schildklier is namelijk afhankelijk van jodium uit de voeding en in streken waar een tekort was aan jodium, zag men dan ook geregeld patiënten met indrukwekkend dikke halzen door een opgezwollen schildklier. Een dergelijke opgezwollen schildklier heet ‘struma’ of ‘krop’.
Door goede voedselvoorzieningen en massaal gebruik van jodiumhoudend zout (‘JOZO’) komt dit in Europa bijna niet meer voor. Toch zijn schildklierziekten nog steeds niet zeldzaam. Uit gegevens uit de huisartspraktijk blijkt dat ongeveer 1% van de vrouwen en 0,1% van de mannen een te langzaam werkende schildklier (hypothyreoïdie) hebben en dit kan na het 65e levensjaar oplopen tot respectievelijk 2,5% en 0,8%. Een te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie) hebben 0,5% van de vrouwen en 0,1% van de mannen.
Behandeling
Het is belangrijk schildklieraandoeningen tijdig en goed te behandelen. Soms worden patiënten met schildklierziekten geopereerd of behandeld met radioactief jodium. De chirurgische behandeling bestaat uit het (gedeeltelijk) operatief verwijderen van schildklierweefsel. Bij de behandeling met radioactief jodium geeft men de patiënt een drankje met daarin radioactieve (dus straling afgevende) jodiumatomen. Deze worden geconcentreerd opgenomen in de schildklier en zo wordt de schildklier als het ware van binnenuit bestraald.
Maar meestal bestaat de behandeling uit het innemen van medicijnen. De patiënten dienen deze medicijnen vaak langere tijd te gebruiken en er zijn regelmatig controles nodig. Bovendien zijn er omstandigheden die speciale aandacht verdienen, zoals zwangerschap bij patiënten die levothyroxine gebruiken, of koorts en infecties bij patiënten met schildklierremmers.
Reden genoeg dus om in deze nascholing de belangrijkste feiten rond het functioneren van de schildklier, de klachten en symptomen die dit geeft, en de medicijnen die gebruikt worden bij schildklierfunctiestoornissen nog eens op een rijtje te zetten.
Accreditatie
Voor dit nascholingsprogramma is voor 2 punten accreditatie aangevraagd onder ID121104 voor doktersassistenten bij CADP van de NVDA.
Inhoud
BLOK A Focus op de gezonde en zieke schildklier
A1 Anatomie en functie van de schildklier
A2 Hypothyreoïdie en thyreotoxicose (te langzaam en te snel werkende schildklier)
A3 Struma en schildkliernodus/noduli
BLOK B Focus op de behandeling van schildklierziekten
B1 Behandeling van hypothyreoïdie
B2 Behandeling van thyreotoxicose / hyperthyreoïdie
B3 Behandeling van struma en schildkliernodus/noduli
Actie en verantwoording
Literatuur
Overleg met collega’s en de huisarts(en)
Opdrachtblad ‘Opnemen in het takenpakket’
Afsluitende toets
Auteurs
Floris van der Laar is huisarts te Lent, onderzoeker en docent UMC St Radboud (afdeling eerstelijns geneeskunde), coördinator van Cochrane Primary Health Care Field en hoofdredacteur van AccreDidact.
Nike Stikkelbroeck is als internist-endocrinoloog verbonden aan UMC St Radboud (afdeling endocriene ziekten).
Doelstellingen van dit nascholingsprogramma
Algemeen leerdoel: na afronding van dit nascholingsprogramma zijn je kennis en inzicht over de schildklier en schildklierziekten vergoot. Daardoor zul je beter in staat zijn patiënten die bellen voor advies of vragen om herhaalrecepten te begrijpen, hun vragen te beantwoorden en zo nodig extra advies te geven.
Dit leerdoel bereik je na het afronden van dit programma, doordat je:
- globaal de anatomie en functie van de schildklier kent;
- kennis hebt van de belangrijkste oorzaken van een verlaagde (hypothyreoïdie) en een verhoogde (thyreotoxicose) productie van schildklierhormoon, hoe het gediagnosticeerd wordt en wat de gevolgen ervan zijn;
- weet welke de belangrijkste oorzaken zijn van struma en schildkliernodus/nodulus en hoe dit onderzocht wordt;
- kent de belangrijkste therapie van thyreotoxicose en hyperthyreoïdie, haar werking en enkele belangrijke aandachtspunten;
- kent de belangrijkste behandelmethoden van struma en schildkliernodus/noduli.