Door de groei en vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal het aantal mensen met een chronische aandoening de komende jaren sterk toenemen. Dit leidt tot een grotere zorgvraag. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de eerste lijn vanwege de (kosten)effectiviteit van deze zorg. Vaak gaat multimorbiditeit (meerdere chronische aandoeningen) gepaard met polyfarmacie, gedefinieerd als het chronisch gebruik van vijf of meer medicijnen. Hoewel deze medicijnen bedoeld zijn om verschillende gezondheidsproblemen onder controle te houden, kunnen deze medicijnen ook risico’s met zich meebrengen. Denk hierbij aan interacties tussen geneesmiddelen, cumulatieve bijwerkingen en contra-indicaties (dat een geneesmiddel wel geschikt is om de ene aandoening te behandelen, maar gevaarlijk kan zijn bij een andere). Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van medicatiebeoordelingen voor patiënten met een chronische aandoening, waarbij de focus ligt op een geïntegreerde, patiëntgerichte en proactieve aanpak. In Nederland zijn openbaar apothekers actief betrokken bij de patiëntenzorg en zij hebben ervaring met het uitvoeren van medicatiebeoordelingen samen met huisartsen. De selectiecriteria voor een medicatiebeoordeling zijn een leeftijd van 75 of ouder en tien of meer geneesmiddelen in gebruik (en/of kwetsbaarheid). Naast deze primaire doelgroep kunnen patiënten worden uitgenodigd voor een medicatiebeoordeling als de huisarts en/of apotheker dat noodzakelijk acht.
Pharmaceutical Care Network Europe (PCNE) definieert een medicatiebeoordeling als een gestructureerde evaluatie van de medicatie van een patiënt om het gebruik ervan te optimaliseren en de gezondheidsresultaten te verbeteren. Onderzoek toont aan dat medicatiebeoordelingen gunstige effecten hebben op medicatiegerelateerde uitkomsten, maar minimale invloed hebben op klinische uitkomsten zoals het aantal valincidenten en de kwaliteit van leven.
Om uniformiteit te brengen in de medicatiebeoordelingen door huisartsen en apothekers, is de STRIP-methode ontwikkeld. STRIP staat voor Systematic Tool to Reduce Inappropriate Prescribing en is onderdeel van de multidisciplinaire richtlijn Polyfarmacie bij ouderen.
De STRIP-methode bestaat uit vijf stappen:
- interview met de patiënt (en eventuele mantelzorger);
- farmacotherapeutische analyse;
- opstellen farmaceutisch behandelplan door (huis)arts en apotheker;
- bespreken behandelplan met de patiënt;
- opvolgen en monitoring.
In deze nascholing gaan we vooral aan de slag met de farmacotherapeutische analyse en staan we stil bij de randvoorwaarden voor een ‘goede’ medicatiebeoordeling. Polyfarmacie is per definitie een onuitputtelijke bron van medicatie en aandoeningen. De casuïstiek is een afspiegeling van de ‘gemiddelde’ polyfarmaciepatiënt. Dus is er veel cardiovasculaire en metabole problematiek met daarnaast andere problematiek die vaak gezien wordt bij de oudere patiënt. Hoewel medicatiebeoordelingen al jarenlang op de agenda staan in de eerste lijn, worstelt men met het goed operationeel krijgen van deze relatief intensieve proactieve zorg. Daarom wordt er in onderdeel B3 aandacht besteed aan het in de praktijk uitvoeren van (vormen van) een medicatiebeoordeling.
Omdat het onderwerp polyfarmacie heel breed en allesomvattend is, is er voor deze nascholing voor gekozen de nadruk te leggen op de casuïstiek. Om de doelstellingen voor deze nascholing te behalen is het dus essentieel om aan de slag te gaan met deze casuïstiek (waar deze bij andere nascholingen ook wel eens illustratief is). De uitleg van de vragen is daarom ook onderdeel van de toetsstof.
Doelstellingen
Na afloop van deze nascholing:
-
zet u de medicatiebeoordeling op het juiste moment in bij de juiste patiënt;
-
voert u farmacotherapeutische analyses uit conform de STRIP-methode;
-
identificeert u geneesmiddelen die mogelijk tot problemen leiden;
-
herkent u mogelijk farmacotherapeutische problemen en bedenkt u passende oplossingen;
-
stelt u de behandeldoelen van de patiënt centraal bij het doorvoeren van een farmaceutisch behandelplan;
-
gebruikt u goal attainment scaling om behandeldoelen op te volgen en monitoren;
-
gaat u aan de slag om (een vorm van) medicatiebeoordelingen te implementeren in de eigen praktijk.
Accreditatie
Deze nascholing is voor twee punten geaccrediteerd onder ID 572418. U krijgt de punten toegekend als u de afsluitende toets succesvol (≥ 70% correct beantwoord) hebt afgerond. Zowel de kennis uit de hoofdteksten als de kennis uit de antwoordmodellen is onderdeel van de te toetsen stof.
Inhoud
BLOK A Medicatiegerelateerde problemen
A1 Farmacotherapeutische analyse
A2 Interacties
A3 Medicatiegerelateerde problemen
BLOK B Gepersonaliseerde farmacotherapie
B1 Signaleren van veranderingen
B2 Behandeldoelen
B3 Medicatiebeoordelingen in de praktijk
Actie en verantwoording
Nadere bespreking van vragen en casuïstiek
Literatuur
Opdrachtblad ‘Invoering in de praktijk’
Teamoverleg/Hagro/FTO/WDH
Toets voor Huisartsen 2024/6
Auteurs
Tessa Schoot is arts in opleiding tot internist in het Radboudumc in Nijmegen. Haar aandachtsgebied is nefrologie. In het kader van de opleiding tot internist werkt zij momenteel op de afdeling Farmacologie en Toxicologie van het Radboudumc.
Bart Pouls is apotheker en docent farmacologie bij het Radboudumc. Hij heeft in het verleden medicatiebeoordelingen uitgevoerd vanuit de huisartsenpraktijk als onderdeel van de POINT-studie, waarbij een apotheker werd geïntegreerd in de huisartsenpraktijk. Daarnaast is hij op dit moment apotheker bij online apotheek MedApp.
Kees Kramers is internist/klinisch farmacoloog en principle lecturer in het Radboudumc in Nijmegen en werkt ook in de apotheek-klinische farmacie van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis. Hij is voorzitter van de sectie Klinische farmacologie van de Nederlandse Internisten Vereniging. Hij is lid geweest van de HARM-WRESTLING-groep en op dit moment betrokken bij de LIMONCELLO-studie naar het effect van medicatiebeoordelingen bij opgenomen patiënten met een hoog risico op medicatiegerelateerde heropname in het ziekenhuis.
De auteurs hebben geen financiële banden met de farmaceutische industrie, ontvangen geen onderzoeksgeld van commerciële partijen en hebben geen bedrijfsbelangen of andersoortige financiële relaties met betrekking tot dit onderwerp.