Samenvatting
Lithium is de meest effectieve therapie voor patiënten met een bipolaire stoornis en is een belangrijke stap in de behandeling van therapieresistente (unipolaire) depressie. In de westerse samenleving gebruikt naar schatting 1 à 2 op de 1000 inwoners lithium en het gebruik neemt toe. In Nederland gebruiken ongeveer 34.000 patiënten lithium; dat is dus een hoge incidentie van 2 : 1000. Lithiumgebruik is geassocieerd met bijwerkingen op diverse orgaansystemen zoals de schildklier, de huid en de nieren. Vanwege deze bijwerkingen is het raadzaam periodiek laboratoriumonderzoek te laten verrichten, zoals vermeld in de richtlijn Bipolaire stoornissen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.
Recentelijk is de richtlijn van de Nederlandse Federatie voor Nefrologie verschenen met concrete adviezen ten aanzien van de diagnostiek en behandeling van de renale bijwerkingen van chronisch lithiumgebruik. Omdat het onderzoek bij mensen naar het ontstaan en de behandeling van deze bijwerkingen beperkt is, zijn de adviezen in deze richtlijn voor een groot deel gebaseerd op celkweek en dierexperimenteel onderzoek. Voor deze nascholing van AccreDidact is de richtlijn Renale bijwerkingen chronisch lithiumgebruik van de Nederlandse Federatie voor Nefrologie (2013) als basis gebruikt.
In de richtlijn komt eveneens het effect van lithium op de bijschildklier aan de orde. Het effect van lithium op de schildklier staat niet in de richtlijn beschreven, maar wordt wel in deze nascholing besproken.
Lithium heeft een krappe therapeutische index; dat wil zeggen, dat het verschil tussen de minimale werkzame concentratie en de maximale niet-toxische dosis klein is. Lithiumspiegels moeten daarom nauwgezet gehandhaafd worden. Omdat lithium voornamelijk door de nier wordt uitgescheiden, wordt in onderdeel A1 een korte introductie in de nierfysiologie worden gegeven, gevolgd door de specifiek renale hantering van lithium. Vervolgens wordt er aandacht besteed aan de interactie van lithium met andere medicamenten. Daarna worden de verschillende renale bijwerkingen van lithium besproken: lithiumnefropathie, renale diabetes insipidus, nefrotisch syndroom en niercysten. Vervolgens zijn er twee onderdelen met achtereenvolgens effecten van lithium op de schildklier en die op de bijschildklier.
Accreditatie
Voor dit nascholingsprogramma is onder ID192626 voor 3 punten accreditatie toegekend.
Inhoud
BLOK A Lithium en de nier
A1 Fysiologie van de nier en in relatie tot lithium
A2 Renale diabetes insipidus
A3 Chronische nierinsufficiëntie
A4 Overige renale bijwerkingen
BLOK B Lithium en de schildklier
B1 Fysiologie van schilklierhormoonproductie
B2 Lithium en de schildklier
B3 Behandeling van lithiumgeïnduceerde hypothyreoïdie.
BLOK C Lithium en de bijschildklier
C1 Lithiumgebruik en calciumhomeostase
C2 Lithium en hypercalciëmie
C3 Behandeling van lithiumgeassocieerde hypercalciëmie
Actie en verantwoording
Nadere bespreking van vragen en casuïstiek
Literatuur
Auteurs
Maarten Rookmaaker is als opleider nefrologie en onderzoeker werkzaam bij de afdeling Nefrologie en Hypertensie in het UMC Utrecht. Tevens is hij mede auteur van de richtlijn Renale bijwerkingen chronische lithium gebruik van de Nederlandse Federatie voor Nefrologie.
Belangenconflicten: geen.
Marcel van der Poel is internist en werkzaam bij de Parnassiagroep. Als consulent is hij verbonden aan de poliklinieken bipolaire stoornissen en eetstoornissen van PsyQ-Rijnmond.
Belangenconflicten: geen.
Doelstellingen van dit nascholingsprogramma
Na afloop van het nascholingsprogramma:
- weet u hoe lithium door de nier wordt uitgescheiden en welke factoren daarop invloed hebben;
- kunt u de meest voorkomende renale bijwerkingen van lithium op de nier herkennen en behandelen;
- weet u hoe lithium de vorming van actief schildklierhormoon remt en de bijschildklier minder gevoelig maakt voor serumcalcium;
- kunt u de meest voorkomende bijwerking op de (bij) schildklier herkennen en behandelen.